De pH-waarde van huid, urine, bloed, vagina, darmen en maag
De pH-waarde is een maat voor het zure of basische karakter van een waterige oplossing. Een verdunde waterige oplossing met een pH-waarde van minder dan 7 wordt zuur genoemd, met een pH-waarde van 7 neutraal en met een pH-waarde van meer dan 7 basisch. Het normale pH-bereik in het bloed ligt tussen 7,35 en 7,45. In andere organen heersen verschillende pH-waarden voor een optimale werking. Een pH-waarde van 1,0 tot 4,0 is typisch voor de maag, terwijl de darm een pH tussen 7,0 tot 8,0 heeft.
pH-waarde van elk orgaan
Elk orgaan in het lichaam heeft zijn eigen pH-waarde waarbij het optimaal functioneert. De nieren, lever, bloed, huid en longen hebben hun eigen pH-waarden:
- Bloed: 7,34 - 7,45
- Urine: 4,5 - 8,0
- Maagsap 1 - 4
- Gal 6,5 - 8.2
- Ontlasting: 7
- Speeksel: 6,5 - 7,2
- Huid 4,7
- Zweet 4,5
- Vagina 3,8 - 4,5
- Sperma 6,4
- Lichaamscellen 7,0 - 7,3
- Bindweefsel 7,1
- Pancreassap 8,5
Uitleg van de pH-waarden
Het bloed heeft een constante, licht alkalische pH tussen de 7,35 en 7,45. Het transport van zuurstof werkt het beste bij deze waarde.
De alvleesklier scheidt pancreassap af, dat een pH heeft van rond de 8,5 en daarom basisch is. Afscheidingen van de alvleesklier dienen om voedsel in de twaalfvingerige darm te neutraliseren dat door maagzuur in de maag is aangezuurd.
De huid heeft een zure omgeving met een pH van ongeveer 4,7 en niet rond de 5,5 zoals vroeger werd aangenomen en veel bronnen nog beweren. Deze natuurlijke beschermende zuurmantel remt de groei van bacteriën en schimmels.
De zure koploper in het lichaam is de maag: hier ligt de pH-waarde in lege (nuchtere) toestand tussen 1,0 en 2,0. Verantwoordelijk hiervoor is het zoutzuur dat in de maag wordt gevormd, dat ziekteverwekkers in voedsel doodt en nodig is voor de spijsvertering.
De darm heeft een basische pH van ongeveer 8,0. Het speeksel is neutraal tot licht basisch met een pH-waarde van 6,5 tot 7,2.
De pH-waarde in de urine kan schommelen tussen 4,5 en 8,0, afhankelijk van het tijdstip van de dag, het voedsel dat je hebt gegeten, ingenomen medicatie of bestaande ziekten.