Kanker: anale, prostaat, zaadbal, blaas, maag, mond, lip
Ons hele leven lang worden oude cellen vervangen door nieuwe cellen. Bij tumoren is er sprake van ongecontroleerde celgroei. Gezwellen zijn min of meer autonoom en reageren niet goed op celregulerende mechanismen. Er zijn vele soorten van kanker, maar ze beginnen allemaal t.g.v. ongecontroleerde groei en vermeerdering of eigenlijk woekering van abnormale cellen door een gestoorde celgroei of celdood.
Inleiding
Het lichaam is opgebouwd uit honderden miljoenen levende cellen. Normale lichaamscellen groeien, delen en sterven in een ordelijke manier. Doordat ons lichaam voortdurend nieuwe cellen aanmaakt, kan het lichaam beschadigde en verouderde cellen vervangen door nieuwe. Bij kanker is er sprake van een ongeremde deling van lichaamscellen.
Kanker is een ziekte van het DNA. Als er fouten in het DNA ontstaan, kan een gezonde cel ontsporen en ongecontroleerde celgroei ontstaan. Het bouwplan van de cel raakt beschadigd en de cel gaat ongeremd delen en groeien, waardoor er een tumor ontstaat: het begin van kanker.
Normale celgroei
Normale lichaamscellen groeien, delen en sterven op een ordelijke, gereguleerde, ik zou bijna willen zeggen 'voorgeschreven' manier. Tijdens de eerste jaren van het leven vindt er een versnelde celdeling plaats om de persoon te laten groeien. Bij een volwassen persoon vindt er alleen celdeling plaats ter vervanging van versleten of dode cellen of om verwondingen te herstellen. Er is bij een volwassen persoon in de meeste weefsels een evenwicht tussen celaanmaak en celverlies.
Verstoord evenwicht tussen celverlies en celaanmaak
Bij tumorgroei is het evenwicht tussen celverlies en celaanmaak verstoord. Er worden meer cellen gevormd, dan er afsterven. Bij tumoren is er sprake van een ontregeling van de celgroei en de cellen groeien ongedifferentieerd. Kankercellen blijven groeien en zich delen en daarmee zijn ze anders dan normale cellen. Een ander verschil tussen kankercellen en normale cellen is dat kankercellen het vermogen hebben om omliggende weefsel te infiltreren. De cellen van een kwaadaardige tumor kunnen via lymfebanen verslepen naar regionale lymfeklieren en zelfs naar andere organen. De tumorcellen kunnen in het doelwitorgaan een nieuw tumor vormen. Het vermogen zich uit te zaaien wordt metstasering genoemd.
Infiltratieve groei en metastasering
Infiltratieve groei en metastasering zijn twee belangrijk kenmerken van kwaadaardige gezwelgroei. Infiltratief groeiende kankercellen zijn in staat zich buiten de grenzen van het weefselcompartiment waar ze zijn ontstaan, te treden. De cellen van een kwaadaardige tumor groeien onbeperkt door naar omliggende weefsel of organen, waar ze als gevolg van ingroei schade aanrichten.
Kankercellen kunnen losraken uit het weefselverband waar ze zijn ontstaan. Via de lymfe (weefselvocht) en/of het bloed kunnen losgeraakte kankercellen zich door het lichaam verspreiden. Er wordt van een metastase (uitzaaiing) gesproken, indien de uitgezaaide kankercellen zich op de plaats waar zij terechtkomen, zijn uitgegroeid tot een nieuwe tumor. Dit wordt ook wel 'metastatische haard' genoemd.
Naamgeving van de kanker
Waar de kanker zich ook naartoe verspreidt, de kanker wordt genoemd naar de plaats waar het begon. Als bijvoorbeeld borstkanker zich heeft uitgezaaid naar de lever, dan heet het nog steeds borstkanker, niet leverkanker. Prostaatkanker die is uitgezaaid naar de botten, wordt uitgezaaide prostaatkanker genoemd en niet botkanker.
Goedaardige tumoren
Niet alle tumoren zijn kwaadaardig, er zijn ook zogenaamde goedaardige tumoren. Goedaardige tumoren kunnen problemen veroorzaken - ze kunnen steeds groter groeien de nabijgelegen organen en weefsels verdrukken. Maar ze infiltreren geen andere weefsels. Omdat ze niet kunnen binnenvallen, kunnen zij zich ook niet uitbreiden naar andere delen van het lichaam (metastaseren). Ofschoon goedaardige tumoren niet door andere weefsels heen groeien en zich niet verspreiden door het lichaam, kan zo'n tumor wel tegen omliggende weefsels of organen drukken. Goedaardige tumoren zijn bijna nooit levensbedreigend. Kwaadaardige tumoren worden maligne tumoren genoemd en goedaardige heten benigne.
Genetische afwijkingen
Tumoren ontstaan als gevolg van celveranderingen,'transformatie' genaamd. Mutaties en afwijkingen in het genoom van de cel ligt hieraan ten grondslag. Het gaat dus om beschadigde genetische informatie. Er zijn bij kanker afwijkingen ontstaan in de genen die celgroei en celdood regelen. De meeste tumoren ontstaan t.g.v. omgevingsfactoren en een veel kleiner aantal is het gevolg van erfelijke afwijkingen in het genoom. Een voorbeeld van een omgevingsfactor is het systematisch binnenkrijgen van schadelijke kankerverwekkende stoffen via tabaksrook.
Incidentie en sterfte in Nederland
In 2006 werden in Nederland 83.300 nieuwe gevallen van kanker vastgesteld:
- 43.100 bij mannen; en
- 40.200 bij vrouwen.
In ongeveer 12% van de gevallen was er sprake van een recidief (= opnieuw ontstaan van kanker in de plek of aan de rand van de oorspronkelijke tumor). In 2006 is dus bij ongeveer 73.000 personen voor het eerst kanker geconstateerd.
Het aantal nieuwe gevallen van kanker steeg in 2006 t.o.v. het jaar daavoor met 2,5%. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door bevolkingsgroei, met name een toename van het aantal ouderen. Bij mannen wordt in verhouding iets vaker kanker vastgesteld dan bij vrouwen. In 2006 stierven volgens het CBS 39.748 personen ten gevolge van kanker.
Overleving
De overlevingskansen van kankerpatiënten variëren sterk. Het is afhankelijk van het soort kanker en van het stadium waarin de ziekte is vastgesteld. Grofweg kan gesteld worden dat ongeveer de helft van alle kankerpatiënten geneest.
Vijf meest voorkomende kankersoorten in Nederland in 2001
De vijf meest voorkomende kankersoorten in Nederland in 2001 bij kinderen en volwassen mannen en vrouwen zijn:
kinderen | 0-14 jr. |
1 | leukemie |
2 | hersenen |
3 | lymfeklier |
4 | nier |
5 | weke delen |
mannen | 15-29 jr. | 30-44 jr. | 49-59 jr. | 60-74 jr. | >75 jr. |
1 | zaadbal | zaadbal | long | prostaat | prostaat |
2 | lymfeklier | melanoom | dikke darm | long | long |
3 | melanoom | lymfeklier | hoofd-hals | dikke darm | dikke darm |
4 | leukemie | dikke darm | prostaat | blaas | huid PCC* |
5 | hersenen | long | melanoom | huid PCC* | blaas |
vrouwen | 15-29 jr. | 30-44 jr. | 45-59 jr. | 60-74 jr. | >75 jr. |
1 | melanoom | borst | borst | borst | borst |
2 | lymfeklier | melanoom | long | dikke darm | dikke darm |
3 | borst | cervix | dikke darm | long | huid PCC* |
4 | eierstok | long | melanoom | ovarium | long |
5 | cervix uteri | dikke darm | corpus uteri | corpus uteri | corpus uteri |
(*) PCC: plaveiselcelcarcinoom.
(Bron: C.J.H. van de Velde et al (red.): Oncologie; zevende herziene druk, Bohn Stafleu van Loghum, 2005, p.43)
Wat is kanker?
Het lichaam is opgebouwd uit honderden miljoenen levende cellen. Normale lichaamscellen groeien, delen en sterven in een ordelijke manier. Doordat ons lichaam voortdurend nieuwe cellen aanmaakt, kan het lichaam beschadigde en verouderde cellen vervangen door nieuwe. Bij kanker is er sprake van een ongeremde deling van lichaamscellen.
Kanker is een ziekte van het DNA. Als er fouten in het DNA ontstaan, kan een gezonde cel ontsporen en ongecontroleerde celgroei ontstaan. Het bouwplan van de cel raakt beschadigd en de cel gaat ongeremd delen en groeien, waardoor er een tumor ontstaat: het begin van kanker.
Nieuwe cellen ontstaan door celdeling, hetgeen normaalgesproken goed verloopt. Informatie in iedere celkern - het erfelijk materiaal (DNA) - bepaalt wanneer de cel moet gaan delen en wanneer zij daar weer mee moet stoppen.
Door allerlei schadelijke invloeden van buitenaf, door bijvoorbeeld roken, kan een cel zich ongecontroleerd gaan delen en ontstaat er een gezwel of tumor. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen goed- en kwaadaardige tumoren. Alleen bij een kwaadaardige tumor is er sprake van kanker. Kwaadaardige cellen groeien door andere weefsels heen en kunnen zich verspreiden door het lichaam, uitzaaiing of metastering genaamd. Goedaardige gezwellen daarentegen, zoals wratten, groeien niet door andere weefsels heen en verspreiden zich niet door het lichaam. Een goedaardig gezwel kan wel omliggende weefsels of organen verdrukken.
De kanker wordt genoemd naar de plaats waar het proces begon, ongeacht waar de kanker zich naartoe heeft verspreidt. Borstkanker dat zich heeft uitgezaaid naar de lever, heet nog steeds borstkanker, niet leverkanker. Evenzo wordt prostaatkanker die is uitgezaaid naar de botten, prostaatkanker genoemd en niet botkanker.